De popjes zijn uit elkaar - Reisverslag uit Luang Prabang, Laos van depopjes - WaarBenJij.nu De popjes zijn uit elkaar - Reisverslag uit Luang Prabang, Laos van depopjes - WaarBenJij.nu

De popjes zijn uit elkaar

Door: Rein & Lawax

Blijf op de hoogte en volg

29 April 2009 | Laos, Luang Prabang

Dag lieve mensen! De foto’s die hoorden bij het vorige bericht (Alleen op pad) konden eerst niet geplaatst worden, omdat ik in NL was. Inmiddels heb ik ze erop gezet, dus zie vooral ook de foto’s bij het vorige bericht! Verder waren de popjes twee weken van elkaar gescheiden, dus hebben we besloten beiden een stukje te schrijven over onze belevenissen tijdens die twee weken. Het resultaat is hieronder te lezen. Rein trapt af in Laos en ik ga door in NL. Veel lees- en kijkplezier!

Jagers, communisten, tempels en heel veel kippen! (door Rein)

Na het afscheid van Maaike in Pakse ben ik met Gary, Jo-Ann, Jade en Dane verder getrokken naar het noorden. Maaike komt over twee weken terug naar de hoofdstad Vientiane en dat is op de route. We willen de watervallen van Nam Tok Katamtok zien. Als we van de grote weg rijden, komen we gelijk op een dirtroad. Dit is wat ik in Laos verwachtte. Veel dirtroads en het is smal met bossen en groen, die de weg het liefst willen overnemen. Het schiet niet erg op door de slechte staat van de weg en we moeten ook nog eens de goede weg hebben. We vragen her en der, maar communicatie gaat wat moeilijk, want niemand spreekt engels of iets wat er op lijkt. Wij spreken de naam van de waterval ook verkeerd uit. Een klemtoon verkeerd en het is niet te snappen voor ze, wat wel weer bijzondere toestanden oplevert. Een kaart hebben ze ook nog niet vaak gezien en ze willen er nog lang naar kijken, maar wij willen weer verder. Zo kronkelen en hobbelen we door de uitgestrekte bossen. Op een kruising staan we weer te kijken en vragen we ons af welke kant op? Er nadert een 4x4 pick-up die we aanhouden. In de auto zitten toeristen met een gids die naar de watervallen toe gaan. Wat een geluk! We rijden achter ze aan en komen zo uiteindelijk bij de watervallen. We hadden dit nooit kunnen vinden. Het is zo goed verstopt dat we nog het bos in moeten lopen en bij een kleine opening kijk je een kloof in en aan de andere kant zie je de waterval met een vrije val van zo’n 100 meter. Echt geweldig mooi. Het is een hele verrassing. Later rijden we naar beneden om de waterval van beneden te kunnen zien en de gids helpt ons een stuk op weg. Vanaf een brug die over de rivier gaat, moeten we een doodlopend pad in en van daar moeten we te voet verder. Eerst wat eten en dan op pad. Jo-Ann heeft er geen zin in, dus gaan we met z’n drieën op pad. Zo proberen we wat paadjes uit die zo dicht mogelijk langs de rivier lopen. Dane voorop met een stok om de weg een beetje vrij te maken. Bamboe struiken, grassen en doorns; we kimmen en kruipen door het bos. Het is zeker geen veel gebruikt pad en we horen wel steeds de rivier, maar zien hem niet. Op een gegeven moment zijn we het pad kwijt en gaan we richting de rivier door het struikgewas. Wij hadden gehoopt dat er een pad langs de rivier zou lopen, maar er is niets te zien en we besluiten terug te gaan via de bedding van de rivier, wat ook nog de redelijk moeilijk is. Van steen naar steen, soms half door het water klimmend en kruipend. Onderweg komen we nog een paar jagers tegen, bewapend met geweren en visnetten. Ze zijn net een paar rat-achtige knaagdieren aan het roosteren boven een kampvuurtje. Ze halen de ingewanden eruit en roosteren het met huid en haar. Het ziet er niet erg appetijtelijk uit en ik wil er foto’s van maken, maar de camera doet het niet. Later blijkt dat de lens stuk is. Wat jammer, want dat waren mooie plaatjes geweest van die jagers. We gaan verder, want het begint te omweren en het is al laat. De jagers zwaaien ons vriendelijk na. Als we terug zijn, besluiten we op de plek waar de auto’s staan te kamperen. We sprokkelen wat hout voor een kampvuur en maken wat te eten. Het is een mooi plekje zo in het bos. Wel zijn er redelijk wat steekvliegen en ander prikgespuis. Als het donker is, komen er nog een paar jongens die gaan vissen in het donker. Met een kleine accu op de rug en een lamp op een soort spies gaan ze in het donker de rivier in op zoek naar vis. Als we al naar bed willen, komen de jongens terug en op de resten van ons kampvuur grillen ze de net gevangen vis. Nou ja, visjes. Zonder schoon te maken worden de visjes opgegeten. Ik kruip lekker de tent in en ga slapen. De volgende dag zitten er honderden bijen in het gedoofde kampvuur. Waarschijnlijk door de overblijfselen van de vissen. Het ontbijt is hier niet meer mogelijk, dus we gaan wat verderop staan. Ik bak pannenkoeken voor ons, maar ook hier worden we geattackeerd door bijen. Ik ben wel 5 keer gestoken. We rijden via een loop terug over een plateau (soort tafelberg) wat op 1200 meter hoogte ligt en tegen de middag komen we weer op de verharde weg uit en rijden we weer verder naar het noorden. De stad Savannakhet laten we links liggen en we rijden door naar ons volgende doel: een ondergrondse rivier. Onderweg komen we bij een heel mooi uitkijkpunt: Tat Plu Pu. Het is al te laat om nog door te rijden naar de ondergrondse rivier en we besluiten de auto’s boven op het uitkijkpunt te parkeren. Via een heel stijl pad komen we erop en hebben we een fantastisch uitzicht. Het koelt ook lekker af in de avond vanwege de hoogte en dat betekent lekker slapen met een mooi uitzicht. ‘s Ochtends is het uitzicht nog steeds geweldig, wel wat heiig, waardoor de kegelachtige bergen een blauwige indruk maken. We zijn redelijk vroeg in de ochtend bij de ondergrondse rivier Tham Kong Lo. Het ligt in een mooi tropisch bos. We nemen een gids met boot en varen zo met een redelijk vaartje de berg binnen. Zo’n 7 kilometer lang varen we in het pikkedonker over de meanderende rivier met soms gigantische hoge koepels. Het lijken wel kerkgebouwen. Op een plek stappen we uit en lopen we over zeer glibberige paadjes naar een grot met druipsteen afzettingen. Fransen hebben er verlichting aangelegd met veel kleuren blauw. Het geheel is sprookjesachtig en we kijken onze ogen uit. Het is net Alice In Wonderland. Na alle verbazing en bewondering gaat de reis onder de berg weer voort. Je moet je voorstellen dat je op een kleine IJssel van Deventer tot Gorssel gewoon onder de grond vaart. Zoiets had ik nooit verwacht. We komen aan de andere kant van de berg weer in het bos uit waar we even rond kijken en vervolgens via dezelfde weg weer terug varen. Het was zeer de moeite waard en het is pas twee jaar mogelijk om deze tocht te maken. Als wij na de middag weg gaan, komen er nog een aantal toeristen. Het is nog geen drukte van jewelste. Wat een bofkonten zijn we toch! In de middag rijden we richting de hoofdstad Vientiane. Voor dat het net donker wordt, vinden we een mooi stekje aan de rivier de Mekong naast een tempel. Jo-Ann kookt een lekkere maaltijd en na het eten richten we onze buitenbioscoop in. Via een laptop die in de opening van de deur staat, kijken wij op stoeltjes naar een film. Er komen wat mensen van het dorp even kijken en dat is ook wel weer gezellig. De volgende dag worden we gewekt door trekkertjes en een vrachtwagen. Waar we staan is ook het plaatselijke overslagpunt voor tabakbalen en het is een komen en gaan. We besluiten niet langer in hun weg te staan en rijden verder, het laatste stuk nemen we een alternatieve route om zo bij een van de bezienswaardigheden van Vientiane te komen. Het is een beeldentuin met Boeddha’s en het is wat moeilijk te vinden. Het valt ook nog eens erg tegen. In 5 minuten lopen we er doorheen. Zo komen we daardoor mooi op tijd in Vientiane aan waar we veel moeite hebben om een geschikte en betaalbare slaapplaats te vinden.(het is bijna Nieuwjaar hier en de prijzen van hotels schieten de lucht in. Uiteindelijk komen we buiten het centrum uit, wat prima is. Vientiane is de kleinste hoofdstad die ik tot nu op reis ben tegengekomen. Er wonen 250.000 inwoners en het ligt aan de Mekong. Het heeft een soort Arc de Triomf en een groot plein geïnspireerd op het Rode Plein. Ze zijn door de Amerikanen in de handen van socialisten en communisten gedreven en hebben nu een 1 partijstaat. Volgens mij kun je het vergelijken met de familie Soprano. Dat zal wel liggen aan mij cynische kijk op dit soort landen. Het ergste is dat de bevolking fantastisch vriendelijk is en met zo’n regime is opgezadeld. Misschien komt het ook wel door hun volksaard, want ze maken zich niet zo druk. Wij zouden dat lui noemen. Ze zijn wel opgeruimd en schoon. Je kunt hier makkelijk op straat wat eten en dat is ook prettig. De munteenheid is een kip en 1 euro is ongeveer 10.000 kip, dus je loopt hier al snel met een boel kippen op zak. Ze vliegen je ook de broekzak weer snel uit. Genoeg van de hak op de tak en Maaike wil ook nog wat schrijven, want die heb ik ook weer op het vliegveldje van Vientiane in mijn armen gesloten, wat heel vertrouwd en prettig is. En van de Zuid-Afrikanen had ik in Luang Prabang al afscheid genomen. Zij zijn doorgereden naar het noorden om via Noord-Thailand naar Bangkok te rijden. We hopen ze in Zuid-Afrika op een andere reis weer te zien. We hebben een heel prettige tijd met ze gehad.


Ondertussen in Nederland (door Lawax)

Op zaterdag 4 april vertrek ik met de bus vanuit Pakse in Laos richting Ubon Ratchatani in Thailand, waarvandaan ik een binnenlandse vlucht naar Bangkok kan nemen en vervolgens een rechtstreekse vlucht naar Amsterdam. Ik zie Rein al zwaaiend kleiner worden en ik ga er maar eens voor zitten. Over een uurtje of 30 kan ik bij opa aan het bed staan. Toch vreemd. We doen er 7 maanden op ons gemakkie over hier te komen en ik kan in een vloek en een zucht retour zijn. Ik zit achterin de bus achter de airco en bij het enige raam zonder gordijntje. In de doffe hitte denk ik aan opa die met zijn laatste dagen bezig is. Zeven maanden geleden was hij nog op onze afscheidsborrel in Deventer. Niet meer helemaal 100 procent opa, maar toch zeker wel bij en hij wist nog wie we waren en wie hij zelf was. Inmiddels heeft de vasculaire dementie hem tot een uitgemergeld, niet coherent denkend hoopje ellende gemaakt en is de dood meer een bevrijding dan een straf. Toch hoop ik dat hij even wacht met sterven tot ik hem een zoen en een aai over de bol heb gegeven. Ook wil ik hem nog zeggen hoeveel ik van hem hou en wat hij voor mij heeft betekend. Niet dat hij daar iets van zal merken of begrijpen, maar toch… Bij de Thaise grens moet iedereen uit de bus en door de douane. Ik wandel naar het immigratieloket van Laos en ga in de rij staan. Ik zie al dat die corrupte idioten ook hier stempelgeld willen en besluit er maar weer eens voor te gaan dit niet af te rekenen. Ik voer mijn ik-ben-al-in-heel-veel-landen-geweest-en-heb-nog-nooit-voor-een-stempel-betaald-act op, maar de dienstdoende ambtenaar verblikt of verbloosd niet. Zonder ook maar op te kijken, schuift hij mijn paspoort terug in mijn richting. Op een manier van ‘Dan blijft u toch lekker in Laos, mevrouw Folmer?’ Omdat er een bus op me staat te wachten en omdat ik snel verder wil, besluit ik met fikse tegenzin de dollar toch maar te betalen. Eenmaal in de bus pak ik het boek van Thailand er maar eens bij om te zoeken naar goedkope accommodatie in Ubon. In de index kijk ik bij de U en ik voel het bloed naar mijn wangen trekken. Kut! Ik zie onder elkaar gedrukt: Udon Thani en Ubon Ratchatani. De verzekeringsman die mijn vlucht heeft geboekt moest er via Google Earth achterkomen van waaruit ik een vlucht moest hebben naar Bangkok. Ik was de kaart vergeten mee te nemen naar de plek waar ik ging telefoneren, maar ik wist dat als je een horizontale lijn vanuit Pakse zou trekken, je in een plaatsje uit zou komen wat Ubon of Udon heette en dat was de plek! ‘Udon Thani?’, vroeg de verzekering man. ‘Ja!’, zei ik opgetogen. Nu blijkt er dus een plek te zijn in Thailand die 1 letter verschilt van Ubon, maar die meer dan 300 kilometer van de plek afligt waar ik zo meteen arriveer en van waaruit mijn vlucht naar Bangkok vertrekt. Aangezien ik alleen een boekingsnummer van de verzekering heb doorgekregen, weet ik niet zeker of ik nu een vlucht uit Ubon of Udon heb, maar mijn gevoel zegt foute boel. Ik besluit bij aankomst in Ubon meteen naar het vliegveld te gaan om te kijken of ik daar verder kom. Het is daar compleet uitgestorven, dus ik bel met Ohra. Al snel wordt duidelijk dat ik vanuit de verkeerde stad vlieg, maar binnen een paar uur is alles omgeboekt en rechtgezet. Ik had de Ohra al geprezen voor hun snelle actie, vertrouwen en complete dekking van de reiskosten, maar nu druk ik de verzekeringsman telefonisch nog een extra veer in z’n reet. Geweldig! Ik vind een hotelletje waar ik voor een paar uur een kamer kan huren en probeer wat te slapen. Ik word enkele uren later wakker van de wekker, laat me door een snorder naar het vliegveld brengen en stap op het vliegtuig. Na een uurtje vliegen arriveer ik in Bangkok en daar eet ik wat en stap ik na een uur of drie op het vliegtuig naar Amsterdam. Elf uur later val ik huilend in de armen van mijn moeder en haar man Jan. We drinken echte koffie op Schiphol en vertrekken meteen richting Delden, waar mijn opa op de gesloten afdeling in het verpleegtehuis ligt. Ik ben al door mijn broertje Bart in Kuala Lumpur goed voorbereid en ook na wat verhalen in de auto van mijn moeder en Jan weet ik dat ik me moet voorbereiden op een grote schok. Eenmaal wandelend door de gangen van het tehuis pak ik als een vijfjarig kind de hand van mijn moeder. Ik vind het allemaal doodeng. Maargoed, een van de redenen waarom ik de reis naar Nederland heb gemaakt, is om de dood eens van wat dichterbij mee te maken. In onze cultuur wordt dit essentiële deel van het leven en onze enige zekerheid altijd een beetje weggemoffeld. Ook door mijzelf, trouwens. Ik denk er liever niet teveel aan en het idee dat ik mijn opa zo meteen in een staat ga aantreffen die ik nog niet eerder heb aanschouwd, doet me trillen op mijn benen. ‘Maar mam, ik ben bang dat ik het zo niet droog hou. Dan sta ik te janken aan het bed.’ ‘Lieverd, dat geeft niet. Laat maar gewoon gebeuren.’ Enigszins gerustgesteld door deze woorden druk ik de deur van opa’s kamer open en gluur ik om de hoek. Mijn adem stokt en ik snik het uit. Ik loop naar zijn bed en leg een hand op zijn voorhoofd. ‘Jezus, Oop. Lief opaatje’, stamel ik. Op de muur achter hem hangt een foto van april vorig jaar. De dementie was toen al vastgesteld, maar de foto toont de opa die ik ken: opgewekt lachend met een mooi bruin gezicht. Ik ben blij met die foto, want zo kan ik de man die daar nu in bed voor me ligt beter duiden. Mijn god, wat moet hij geleden hebben. Ze zijn de dag voor mijn komst gestopt met het toedienen van vocht en eten en begonnen met het bestrijden van de pijn met morfine. Het moet nu binnen een paar dagen gebeurd zijn. De dagen erop ga ik dagelijks naar het tehuis en spreek ik veel met mijn directe familie. Ik ben niet zo family-minded, maar nu merk ik dat het heel prettig is dat iedereen bij elkaar is. Mijn oma en de rest van de familie zijn merkbaar blij dat ik er ben en een enorme opluchting maakt zich van mij meester. Hoe tragisch ook, ik had dit niet willen missen. De dagen verstrijken en het moment van sterven komt steeds dichterbij. Een normaal mens in de conditie waarin opa nu verkeert, geeft het na een dag of drie, vier op. Opa niet. Oop is een taaie. Twee dagen voor zijn dood worden we gebeld dat we moeten komen, want het is bijna zover. Met 140 sjeest Bart de A1 over in de hoop dat we het redden. Vervolgens zitten we 9 uur met de familie rond zijn bed en besluiten we tegen de avond toch maar weer naar huis te gaan. De volgende dag besluiten Bart en ik niet te gaan. We hebben nu al meerdere malen afscheid van onze lieve opa genomen. Het is goed zo. Bart geeft die avond samen met een vriend een feest en op het moment dat Bart en ik om 5.15 uur in de ochtend in bed rollen, vindt Oop eindelijk de rust die hij zo hard nodig heeft. Na 7 dagen zonder eten en drinken. Wij hebben wel gedronken en we slapen door alle smsjes en telefoontjes heen. Om 9 uur staat Bart aan mijn bed om het nieuws te brengen. We gaan meteen naar Delden, want we willen hem zien. Hij ligt al in het mortuarium en eerlijk gezegd ben ik blij hem zo te zien. Geen stokkende ademhaling meer, geen paniek en pijn meer. Hij is klaar hier en het is goed zo. Tussen al deze emotionele gebeurtenissen door zie ik kans bijna iedereen te zien die ik 7 maanden gemist heb. Ik ga naar de kroeg, heb etentjes, feestjes, ga zelfs een keer squashen en bezoek een concert van Loney, Dear in Doornroosje. Ik heb een fijne logeerplek bij Bart en Babet en beleef de twee weken Nederland als een soort emotionele vakantie in eigen land. En dat is positief bedoeld! Jammer dat Rein er niet bij is. Op de woensdag voor mijn terugkomst in Laos wordt opa begraven. Het is een mooie, korte dienst op een uitermate zonnige dag. De maandag erop vlieg ik weer terug naar Laos en val ik bij mijn popje in de armen. De reis gaat verder. Dag lieve Oop!



  • 29 April 2009 - 09:23

    Bart:

    Wat een mooi verhaal Maaikie! Was superfijn dat je er bij was... Wat is t toch een knappe man!!! Ik zie jullie over 3 dagen! Dikke kus!

  • 01 Mei 2009 - 09:14

    Juul En Wende:

    Goed om je te kunnen knuffelen Lawax! Zeker in zo'n rare situatie, waarvoor je de tijdsmachine naar NL hebt genomen.
    Kus van ons

  • 04 Mei 2009 - 18:53

    Erik En Paula:

    Hallo Rein en Maaike
    Jullie adres net weer gevonden. Wat een belevenissen. Daar is de Dortherweg natuurlijk super saai bij maar ook prima vertoeven. We wensen jullie nog een hele goede reis toe en alle goeds
    Groet Erik en Paula

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Laos, Luang Prabang

Actief sinds 27 Juni 2008
Verslag gelezen: 155
Totaal aantal bezoekers 59196

Voorgaande reizen:

05 December 2010 - 02 Maart 2011

Africa - Part One

28 Augustus 2008 - 18 Augustus 2009

Met de auto naar het Verre Oosten

12 Januari 2012 - 30 November -0001

Africa - Part Two

Landen bezocht: