Terug in Thailand
Door: Rein
Blijf op de hoogte en volg
20 Juni 2009 | Thailand, Chiang Mai
Op 1 juni rijden we verder van Luang Namtha naar Huay Xai. We vertrekken voor ons doen al vroeg, want volgens de Lonely Planet kan de weg nog wel eens tegenvallen. We komen door een van de grotere National Parks van Laos. Ik zie het verschil niet zo tussen het park en de rest van het platteland. De weg blijkt heel redelijk en we schieten mooi op. Wel zien we hoe soms hele stukken weg letterlijk door het water zijn weggespoeld. Af en toe kijken we door een gapend gat de diepte in. Soms ligt er een stapel stenen op de weg die van de rotsen boven de weg komt. Wij hebben dus geluk en al vroeg in de middag zijn we in Huay Xai, een klein slaperig stadje aan de Mekong, dat tevens grensstad is met Thailand. We hebben van meerdere mensen gehoord dat je vanaf hier een jungletrek kunt doen die de Gibbon Experience wordt genoemd. We lopen bij het kantoor van de Gibbon Experience binnen om wat informatie op te vragen en we boeken gelijk voor de volgende dag. Drie dagen en twee nachten in het bos. De volgende dag gaan we met 12 anderen in een Landcruiser onderweg naar het beginpunt van de trekking. Het eerste uur voert over een verharde weg en daarna rijden we over een karrenspoor dwars door de wildernis en kleinschalige landbouwgronden. Het weer is niet om over naar huis te schrijven. Het is erg bewolkt. We komen na een zeer hobbelige rit aan en lopen in twee groepen naar twee verschillende boomhutten in het bos. Het gaat door beekjes en glibberige modderpaadjes steeds verder de jungle in. En we gaan goed bergopwaarts. We zweten ons te pletter. We zijn al snel door en door nat van het zweet. Het is broeierig en benauwd. De luchtvochtigheid moet verschrikkelijk hoog zijn. Door onze gidsen worden we erop gewezen dat er ook nog andere gasten onderweg zijn: bloedzuigers! Ze lijken op zwarte pieren, maar dan van het hele taaie soort. Ze zitten op het pad en proberen zich, als je langsloopt, aan je vast te klampen. Zelfs als je erop gaat staan, ben je er nog niet vanaf. Ze klimmen naar boven en zoeken huid om zich tegoed te doen aan je bloed. Ze klauteren naar boven of in je schoen en je kunt ze er bijna niet af krijgen. Als je ze wilt pakken, gaan ze op je hand zitten en kom je er niet vanaf. Doodtrappen gaat ook niet. Het zijn hele taaie motherfuckers. Het beste middel is zout, maar daar komen we de laatste dag pas achter. Na tweeëneenhalf uur worden we beloond met een kleine waterval met een poel waarin je kunt zwemmen. Maaike heeft daar de puf niet meer voor. Na het zwemmen gaan we naar onze boomhut een daar wacht het leukste wat ik in tijden gedaan heb: zippen. Midden in het bos hebben ze een stelsel aangelegd van kabels die van de ene naar de andere heuvel loopt. Soms wel een kilometer lang en in het midden van het dal 150 meter hoog. Je kan je met een klimtuigje en een katrol aan de kabel bevestigen en je over de kabel laten rollen (zippen). Je gaat dan met een bloedgang van de ene naar de andere heuvel. De eerste keer denk je ‘als dat maar goed gaat’, maar na een paar keer is het echt geweldig. Je gaat met een noodgang over de kabel en je moet soms aan het eind vaart minderen door middel van een stuk fietsband dat je om de kabel knijpt. Zo komen we door verschillende ziplijnen en stukjes lopen bij onze boomhut aan. De boomhut is in de top van de boom gebouwd op zo’n 35 a 40 meter hoogte. Echt een klassieke boomhut met twee verdiepingen. Beneden is het landingsgedeelte van de inkomende ziplijn en de douche en w.c. Boven is een grote open ruimte, geschikt voor 8 personen met een soort keukentje. We zijn met z’n zessen en ploffen neer op de matrassen. Iedereen is kapot. Het is ook nog gaan regenen en we zijn drijfnat. Rond 5 uur wordt er door en jongen via een ziplijn warm eten gebracht. Sticky rice met groenten en kip. Na het eten zippen we nog wat van treehouse naar heuvel en terug. Het wordt steeds leuker, maar de regen maakt het wel erg nat. Na wat kletsen gaat iedereen lekker op tijd naar bed. Wij hebben twee matrasjes met een soort katoenen tent eroverheen. Een reuzenklamboe tegen de muggen. Dit alles hoog in een boom, omringd door nachtelijke junglegeluiden en regen. Echt tropisch regenwoud! De volgende dag regent het nog steeds en op het programma staat een pittige hike van 3 uur naar een andere boomhut. Wij haken af en blijven in deze boomhut. De rest van de dag blijft het regenen en zonder spelletjes of leesvoer komen we de dag door. Tegen de avond komt de andere groep binnen en eten we weer sticky rice. De volgende dag is het weer beter en zippen we wat door de jungle en daarna lopen we terug naar waar we gedropt zijn. De bloedzuigers zijn weer van de partij. Maaike moest er zelfs al eentje van mijn rug halen. Mijn wandelschoenen hebben het begeven. De zolen laten aan de voorkant helemaal los. ’s Avonds drinken we na een douchesessie in het hotel met de hele club een biertje in Huay Xai, wat erg gezellig is. Ons wordt nog verweten dat we te kritisch zijn. Wij vonden de Gibbon Experience namelijk fantastisch, maar overpriced. De volgende dag steken we per pont de Mekong over en verlaten we Laos. Voor die tijd is er veel onduidelijkheid over de stempels voor onze passen en Carnet, want er is niemand die precies weet hoe het moet. Voor onze stempel uit moeten we eerst een kilometer terug rijden. De pont zelf is nog wel het belachelijkste; een Lao pont mag je alleen naar Thailand brengen en een Thaise pont mag mensen alleen naar Laos brengen en niet viceversa. We staan twee uur te wachten en zien met volle verbazing de ene lege Thaise pont na de andere richting Thailand varen. Waarschijnlijk weer een of ander regeltje van de Lao autoriteiten, omdat ze bang zijn dat er wat misloopt met het geld. Laos zal nog wel een tijd onderontwikkeld blijven met zoveel corruptie en luiheid. Eenmaal in Thailand zien we het verschil gelijk. Je kunt geld pinnen en de winkels liggen vol met producten. Je wordt vriendelijk te woord gestaan en ze liggen niet ergens achterin de winkel op een matras te pitten. En het is hier nog goedkoper ook! We rijden lang de Mekong naar Chiang Saen, een mooie tocht door veel groen. Chiang Saen is een wat aparte stad. Van hieruit is scheepvaart met China mogelijk en er liggen heel wat schepen te wachten op lading. China heeft vanaf hier alle obstakels in de rivier opgeblazen, wat als minpunt heeft dat de Pangasianodon gigas uitsterft. Dit is een gigantische vis die wel 3 meter lang kan worden en 300 kilo kan wegen. Deze vis gebruikte de stroomversnellingen om in te paren en moet eruit zien als een soort draak. Als er nog sporadisch eentje gevangen wordt, wordt het vlees voor 40 dollar per kilo verkocht en ligt het de volgende dag al op een bord in een exclusief restaurant. Het moet dus een ware lekkernij zijn. Men is bezig deze vis in gevangenschap te kweken, maar of dit lukt is een raadsel. In Chiang Saen komen we in een guesthouse terecht waar ze wel heel erg van tegeltjes houden. De hele kamer is betegeld en het plafond is van glimmend formica, een product van de jaren ’70. Het is een soort plastic nephout. De bar in La Balance was er ook van gemaakt. De t.v. hebben ze in een soort ijzeren kooi opgesloten en alles bij elkaar ziet het er geweldig nep en kitscherig uit. Deze kamer krijgt een plekje in de top 10 van lelijke kamers en gaat heel hoog eindigen! ’s Avonds eten we voor 50 baht (1 euro) een heerlijk rijstgerecht op straat. De volgende dag gaan we naar het hart van de Golden Triangle: Sop Ruak. Het is een redelijk grote toeristenattractie voor Thaise mensen. Je kunt hier trips op de Mekong maken en het barst hier van de hotels en restaurants. Wij zijn gekomen voor de Hall of Opium, een museum en onderzoekscentrum. Het is zeer groot opgezet in een tropische parkachtige omgeving met moderne architectuur. Het doet erg westers aan en is gebouwd in nagedachtenis aan de moeder van koning Bhumibol. Zij heeft zich persoonlijk ingezet om de opiumgroei en verkoop uit te bannen door andere gewassen te introduceren en de verkoop te verbieden. Tot in de late jaren ’50 vond de verkoop plaats via overheidswinkels. In het museum laten ze je zien hoe de handel en wandel in opium plaatsvond. Het is destijds eigenlijk groot geworden door de Engelsen die de handelsbalans met China wilden rechttrekken. Chinezen exporteerden meer dan de Engelsen. Nadat 1 op de 30 mensen in China verslaafd was aan de opium die de Engelsen in India produceerden, was de handelsbalans gelijk getrokken. De Chinezen hebben twee keer oorlog gevoerd tegen de handel in opium, de zogenaamde opium wars. De Amerikanen zouden het de War on Drugs noemen… Beide oorlogen werden door de Engelsen gewonnen en eigenlijk heeft Mao het pas echt uitgebannen in China. De CIA heeft opium in de VS geïntroduceerd om de Black Panters en andere linkse elementen eronder te houden. Het is een zeer bijzondere geschiedenis die erg goed en duidelijk wordt neergezet in de Hall of Opium. Wij brengen er meer dan drie uur door en hebben geen benen meer over. Je kunt beter flink doorlopen dan dat geschuifel in een museum. Ons is nog eens te meer duidelijk geworden hoe verslavend en vernietigend alle opiaten zijn. ’s Middags rijden we zo’n 300 kilometer naar het zuiden en belanden we in Chiang Mai, een wat grotere plaats die zeer toeristisch is. Het is nu laagseizoen en, als je de hoteliers en achterblijvers mag geloven, totaal uitgestorven. Wij vinden het wel prettig die rust en we komen eigenlijk voor een goede tandarts. Maaike’s halve vulling en kies is namelijk afgebroken en er breekt nu steeds meer af. Bij een zeer professioneel ogende tandartsenpraktijk wordt geconstateerd dat er niet veel van de kies over is en er wordt direct een wortelkanaalbehandeling gestart (lekker pijnlijk). Zo blijven we een aantal dagen in Chiang Mai. Het eten is hier lekker en de tempels laten we links liggen. Daar komen de meeste toeristen voor. En shoppen. Na een paar dagen gaan we naar Pai, een prettig dorp dat bekend is geworden door hippies die hier in de jaren ’70 en ’80 kwamen, nadat ze waren uitgekeken in Kathmandu en Goa. Hier vinden we een guesthouse dat zeker in de top 10 van mooiste en prettigste accommodaties voorkomt. We wandelen wat rond en doen wat aan de auto. De 22e moeten we in Bangkok zijn, want dan gaat Carlos in een container naar Rotterdam. Dat kan een week aan tijd kosten voordat alles geregeld is. We willen Carlos schoon en opgeruimd in de container drukken en daar beginnen we alvast mee. We gaan ook nog bij Sandra en Tu langs, een Nederlands-Thais stel die Maaike nog kent van toen ze voor het eerst in Thailand was. Inmiddels zijn ze vader en moeder geworden van een bijzonder mooie dochter. Ze runnen samen een vrij grote openluchtkroeg. Ze zijn ooit met een klein barretje begonnen en later kochten ze een stuk land buiten het centrum waar ze de openluchtkroeg hebben gemaakt. Het heet de Ting Tong Bar en ting tong betekent gek. Het is nu echt laagseizoen en uitgestorven in Pai en dus ook in de Ting Tong Bar. Tu heeft net een klein barretje op straat in het centrum gebouwd waar hij cocktails maakt en muziek draait. Heel leuk, zo’n klein barretje midden op straat. Ze vertellen dat het hier hollen of stilstaan is. Afgelopen hoogseizoen zijn er heel veel Thaise toeristen naar Pai gekomen en was er geen kamer meer vrij en geen drinkwater meer te krijgen. Benzine was schaars en sommige toeristen sliepen op straat. Kan het nog gekker? En dan westerse toeristen die weggingen vanwege de overvloed aan Thaise toeristen. Wat later eindigen we in een ander klein barretje. De eigenaar, Marcel, is een Nederlander en trekt een gezellige groep mensen aan die veelal in Thailand wonen en werken. De politie verveelt zich en komt met een auto vol gratis bier drinken. Zo gaat dat hier. Alles op z’n Thais. De dag erna gaan we een stukje verder naar het noorden. Dicht aan de Thais-Burmese grens heeft een Australiër, John Spies, hier al 20 jaar de Cave Lodge. Hier langs de grens met Burma heeft hij al wel 20 grotten ontdekt, een enkele met teak grafkisten van wel 2200 jaar oud. Wij bezoeken Tham Lod, een grot waar een rivier door stroomt en die bewoond wordt door zwaluwen en vleermuizen. Die grotzwaluwen hebben veel weg van gierzwaluwen die in veel oude steden zitten (ook in Deventer). Verder lopen we een berg op door bos en struikgewas. Het is een verschrikkelijke klim in de hitte met heel veel muskieten die geen boodschap hebben aan de repelliant. We raken een beetje verdwaald en lopen uren lang tegen een berg op zonder dat we een echt pad tegenkomen. We komen heelhuids en kapot terug en dan is een blikje cola een ware traktatie die je weer energie geeft! We moeten 19 juni weer in Chiang Mai zijn vanwege de wortelkanaalbehandeling van Maaike. De rit vanaf de Cave Lodge is maar 220 kilometer, maar je doet er wel 5 uur over. We gaan twee keer over een pas van 1400 meter en het is een eindeloos gekronkel over overigens prima wegen. We zien mooie bossen en groene valleien. In Chiang Mai valt ons op hoeveel oudere westerse mannen er rondhangen in bars en andere uitgaansgelegenheden. Als je boven de 50 bent kun je een pensioenvisum voor onbepaalde tijd krijgen, waardoor het voor hun makkelijk is hier te blijven hangen. We zien veel zielige oudere mannen waar je je als westerling eigenlijk voor moet schamen (het vadsige type dat hier voor de vrouwtjes komt). Wij gaan weer richting Bangkok om Carlos op de boot te zetten. Eens kijken of dat soepeler gaat dan in India…