Brommers, schedels & pyjama's
Door: Lawax
Blijf op de hoogte en volg
29 Maart 2009 | Cambodja, Phnom-Penh
Na Siem Reap besluiten we dat we weer wat van het echte Cambodja willen zien. Het liefst willen we een loop maken in het Noordoosten, maar we weten ook dat het waarschijnlijk niet helemaal met een auto mogelijk is, vanwege de conditie van de weg. We gaan op pad en zien wel hoever we komen. Via een redelijk goede en geasfalteerde weg zetten we koers naar Kratie. Onderweg zien we vele echte Khmer huizen: houten huizen op palen. Hoe armer de familie, des te minder hout en des te meer palmtakken. In de meeste huizen kun je naar binnen kijken en er ligt altijd wel iemand te slapen. Gewoon op de grond of in een hangmat. Ik vind die huizen fantastisch om te zien. Onder deze huizen is een hele leefplek ingericht. Vaak staat er een bed of podium, waar ze met het hele gezin op zitten of waar er een paar op liggen te pitten. Tussen de palen hangen hangmatten en vaak kan er geklust of gekookt worden onder het huis. De allerarmsten hebben de huizen lager bij de grond en hebben daarom weinig ruimte voor een tweede leefplek. Het enige zichtbare minpunt van die huizen zit ‘m in de constructie; ze maken hier geen gebruik van kruisverbindingen, waardoor alle wat oudere huizen door gebruik en weer en wind scheef zakken. We rijden door gebieden waar ooit een dik bos was. De ontbossing is hier enorm en dat is best triest om te zien. Na een dagje rijden, komen we aan in Kratie en zien we meteen waar we voor gekomen zijn: De mighty Mekong. Wat een indrukwekkende rivier is dat! Vooral als je bedenkt dat het nu de droge tijd is en er dus relatief weinig water in staat. We nemen een hotel aan de rivier en de nacht is heet. Heel heet. We hebben tot nu toe altijd dik nee gezegd tegen airco, omdat we het onzinnige energieverspilling vinden en vaak vinden we het aangenaam om het warm te hebben. Voor het eerst lig ook ik nu ’s nachts bij 35 graden te zweten in het synthetische kussen. Volgende keer toch maar eens een kamer met airco proberen… De volgende dag rijden we naar een bassin in de Mekong waar in de droge tijd de uiterst met uitsterven bedreigde Irrawaddy dolfijn te zien is. Dit is een van de weinige plekken op de wereld waar deze zoetwaterdolfijn nog leeft. Er moeten er in de Mekong nog ongeveer 75 over zijn. Met een bootje gaan we het water op en we zien ze in de verte al meteen zwemmen. Er werd ons in de folder op het hart gedrukt heel stil te zijn op het water en we moeten de kapitein stimuleren de motor uit te zetten als hij binnen een straal van 100 meter van de dieren komt. Gelukkig doet hij dit uit zichzelf al en we genieten een uur lang van deze prachtige dolfijnen die wel 2,75 meter lang kunnen worden. Op de wal is een bruiloft gaande die zo’n herrie produceert, dat we ons wel afvragen waarom we fluisteren, maargoed. Na dit fantastische schouwspel gaan we weer aan wal en tuffen we met Carlos nog een eind langs de rivier. Het lijkt wel een groot openluchtmuseum. Alle dorpen bestaan uit van die mooie houten huizen op palen aan weerskanten van de weg. Het is een groene bedoening met bananenplanten, palmbomen en zelfs gras. Mensen leven van de rivier, al vraag je je soms wel af waarvan dan wel precies. Overal lopen, brommen en fietsen mensen. En kinderen. Veel kinderen. Vijftig procent van de bevolking in Cambodja is onder de 16 jaar en dus ook hier is sprake van een enorme bevolkingsgroei. Veel vrouwen lopen hier trouwens de hele dag rond in een felgekleurde pyjama. Het is een erg komisch gezicht en na wat vragen, blijken we hier echt met de laatste mode te maken te hebben. Het is hun vrijetijsoutfit. We besluiten door te stomen naar Stung Treng over een nieuwe, door Chinezen aangelegde weg. Het is met die weg al net als met onze in Singapore aangeschafte Chinese campingstoelen: het ziet er op het eerste gezicht prima uit als het nieuw is, maar na korte tijd blijk je er toch te zwaar voor (lees: de kwaliteit is zeer ver te zoeken). De asfaltlaag is veel te dun en de zware trucks hebben ervoor gezorgd dat het hele wegdek op sommige plekken omhoog is gedrukt. In Stung Treng lijkt het wel alsof we in een warzone terecht komen. Het ziet er wat spooky uit en er is geen blanke te bekennen. Door de economische crisis en door de nieuwe weg zijn er nauwelijks toeristen meer die hier een nachtje overblijven. In een guesthouse in de stad zien we dan toch nog vijf verdwaalde blanken en de volgende dag gaan we richting Ban Lung in het Noordoosten. Vanaf nu is de weg een rode dirtroad met vele krakkemikkige bruggetjes en kuilen. Carlos stuitert eroverheen, een wolk van rood stof achter zich latend. Het is een fantastische rit en tegen de middag arriveren we in Ban Lung, dat door bewoners liefkozend ‘dey krahorm’ (rode aarde) wordt genoemd. En inderdaad, alles, maar dan ook alles, zit onder een dikke laag rood stof. Hier lopen dan nog wel een paar toeristen rond, maar veel zijn het er niet. Navraag leert ons dat de sluiting van het vliegveld van Bangkok en de economische crisis hier hard zijn aangekomen. Voor deze mensen is het echt crisis; eerst hadden ze bijna niets, maar toch nog wat blanken die hier hun dollars kwamen stukslaan. Nu zijn ze weer terug bij af. Ik heb erg met ze te doen. We hebben het warm en voelen plakkerig aan, dus we gaan naar een meer, 7 kilometer verderop. Velen zijn van mening dat het hier gaat om een heus kratermeer. Anderen denken dat het meer ontstaan is door een giga meteorietinslag. Bij aankomst gaan wij voor de tweede theorie, aangezien er helemaal niets van een kraterrand te bekennen valt. Wel is er een door bos omgeven kraakhelder zoetwatermeer, waar wij voor een paar dollar in kunnen zwemmen. Dollar?, hoor ik jullie denken. Tsja, de Khmer hebben hun eigen valuta, de riel, maar hebben daar geen vertrouwen in. De US Dollar is de belangrijkste valuta en ook de Thaise baht is op veel plekken welkom. We lopen dus nu met drie soorten valuta op zak. Meestal betaal je met dollars en krijg je alles wat minder is dan 1 dollar in riel terug. Het grote voordeel in dit land is dat er geen muntgeld is. Erg prettig! Goed, het meer. Het is heerlijk zacht water en er zijn Khmer kids aan het zwemmen, wat erg leuk is om naar te kijken. De kinderen kunnen hier al vroeg zwemmen, want in het natte seizoen is het een groot waterballet plus een enorme drekzooi. Ze zwemmen geen schoolslag, maar spartelen wat op z’n hondjes. We proberen ze duiken te leren en doen het voor vanaf de steiger. Ze doen het meteen na, maar vergeten hun handen en hoofd eerst te laten gaan en kletsten plat op de buik in het water. Het maakt ze geen flikker uit. Zij lachen. Wij lachen. Het is erg amusant. Na deze welkome verkoeling rijden we naar een guesthouse dat door een Zweed wordt gerund. We zijn de enige gasten. Ook voor hem is het een verloren seizoen. ’s Nachts regent het pijpenstelen en is er een enorme onweersbui, wat zeer ongebruikelijk is voor de tijd van het jaar. De volgende dag glijden en glibberen we dan ook richting de rivier Tonle Srepok. Deze rivier komen we met Carlos niet over, dus moeten we straks dezelfde weg terug nemen en gaat de loop niet door. We willen toch een kijkje nemen bij de rivier en bij het stadje Lumphat. Die rivier is namelijk de rivier die Captain Willard (Martin Sheen) in Apocalypse Now afzakte om Colonel Kurz (Marlon Brando) te vinden. Aangezien dit mijn favoriete film is, wil ik toch wat van die sfeer opsnuiven. We zijn ook in het stadje geïnteresseerd, omdat dit vroeger de provinciehoofdstad was. Door Amerikaanse bombardementen van begin jaren ’70 is het stadje in een soort ghost town veranderd en wonen er nog maar 2000 mensen. Er is niet veel meer van over, maar we vinden toch nog een verlaten gebouw. We lopen er wat rond en het lijkt ons een oud schoolgebouw. Daarna is het tijd om terug te gaan en koers te zetten naar de hoofdstad Phnom Penh. Het is ene glibberige drekzooi onderweg en Carlos lijkt meer een boot dan een auto te zijn. Rein zit hypergeconcentreerd achter het stuur. We overnachten wederom in Kratie en maken nog een zeer spectaculaire zonsondergang aan de Mekong mee. De volgende dag rijden we naar de hoofdstad. Onderweg zien we weer allerlei nieuwe dingen. Wat ons vooral opvalt, is wat de Khmer allemaal met een brommertje vervoeren. Sommige brommers hebben er een kar achter gehaakt waar wel 10 man op zit plus nog allerlei troep. En het rijdt nog ook! Veevervoer gaat hier ook per brommer. Levende varkens, kippen en wat al niet meer worden bij elkaar geknoopt en achterop gezet. Soms zit er dan weer een wijfie in pyjama bovenop. Voor hun meubels bellen ze hier ook niet de erkende verhuizer. Ze stapelen het gewoon achterop de bromfiets en balanceren in wankel evenwicht naar hun bestemming. Eén verkeerde beweging en de hele pruttel ligt op straat. Ook stapelen en binden ze allerlei verkoopwaar op elkaar tot ze niet hoger en breder kunnen en gaan op pad. Ongelofelijk! In Phnom Penh kunnen we Carlos aan de rivier parkeren voor 2 dollar per dag en vinden we een hotelletje in de buurt. Met airco. Het is hier geen India of Thailand en ons wordt overal op het hart gedrukt je spullen goed in de gaten te houden en in het donker zelfs met zo min mogelijk tassen over straat te gaan. Er schijnen hier toch veel roofovervallen plaats te vinden, al dan niet gewapend. We nemen het advies ter harte, maar voelen ons toch best safe hier. De sfeer is natuurlijk wel totaal anders dan in bijvoorbeeld Bangkok. Al die jaren burgeroorlog en de verschrikkingen van de Khmer Rouge hebben hier hun tol geëist. De mensen zijn erg vriendelijk, maar je krijgt totaal geen hoogte van ze. De volgende dag staan we vroeg op en regelen we een soort tuktuk (een karretje met banken met, jawel, een brommer ervoor) die ons langs alle bezienswaardigheden rijdt. We gaan eerst naar het Tuol Sleng museum, een voormalige school die in 1975 door Pol Pot’s veiligheidsdienst omgedoopt is tot een gevangenis die de naam Security Prison 21 kreeg (S-21). Vanaf deze plek van marteling, honger en verderf zijn tussen 1975 en 1978 meer dan 17.000 mensen naar de nabij gelegen killing fields van Choeung Ek gestuurd. De Khmer Rouge had in S-21 het doel mensen bekentenissen te laten afleggen en daarbij moesten ze namen noemen. Het maakte niet uit wat voor bekentenis of welke namen. Het ging er alleen om dat ze een document op schrift hadden, waarmee ze voldoende ‘bewijs’ hadden om de ondervraagde ‘vijand’ de dood in te jagen en om nieuwe mensen op te kunnen pakken. Na uren en dagen van marteling noemden mensen vaak willekeurige namen van mensen uit hun dorp of familie en hun wachtte dan hetzelfde lot. Dit alles heeft de Khmer Rouge op een uiterst gesystematiseerde manier uitgevoerd en gedocumenteerd. De Nazi’s kunnen er nog een puntje aan zuigen! In het museum is er ook aandacht voor de daders. Vaak waren dit jongeren of kinderen die uit vrije wil of gedwongen bij de Revolutie gingen. Eenmaal in de Khmer Rouge was er geen weg terug en was het orders opvolgen of gedood worden. Nadat we alles bekeken hebben, brengen we een bezoek aan de killing fields, waar je op een paadje tussen de gaten loopt die dienden als massagraven. Mensen werden 1 voor 1 voor een gat gezet, ze kregen een klap met een pijp in de nek en vervolgens werd hun keel doorgesneden en werden ze in het gat geflikkerd. Als ze geluk hadden. Sommigen werden namelijk levend begraven. In 1980 hebben ze alle menselijke resten en kledingstukken eruit gegraven en alle schedels hebben ze nu in een monument verwerkt op de plek des onheils. Hoe meer we van deze periode zien, hoe onduidelijker het voor ons wordt hoe alles nu echt zit. De Khmer Rouge, de Vietnamezen, de Amerikanen, de Thai. Allemaal spelen ze een rol in de geschiedenis van Cambodja, maar hoe het nu precies zit en hoe de huidige politieke situatie is, is moeilijk te achterhalen. Na deze ellende bekijken we in het Nationale Museum de oude beelden van Shiva en Buddha uit de Angkor periode. Die avond spreken we in een bar met een meid die hier al een aantal jaar voor de UN werkt en zij vertelt ons dat de beeldvorming in het nieuws over Cambodja in de westerse media niet helemaal strookt met de werkelijkheid. Natuurlijk zijn er 2 miljoen mensen gestorven tijdens het regime van de Khmer Rouge, maar zij zijn voornamelijk gestorven door de slechte economische situatie en honger. Ze wil het ook geen genocide noemen. Ze vertelt ons dat velen zonder de Rode Khmer ook zeker de dood hadden gevonden. Wij hebben hier zelf ook al vraagtekens bij gezet, want in de meeste, zo niet alle, gevallen van genocide gaat het om een bevolkingsgroep die de andere bevolkingsgroep op basis van etniciteit systematisch uitmoordt. Hier hebben we te maken met zieke geesten die hun eigen etnische groep de dood injagen. Het zieke is, vertelt ze, dat de leiders van de Khmer Rouge van toen de leiders van de Cambodian Peole’s Party van nu zijn en dat Cambodja nu feitelijk een eenpartijstaat is, die geleid wordt door de schurken van toen. Niemand is berecht voor de misdaden. We vinden het een zeer interessant gesprek en hoe langer we praten, hoe meer vragen we hebben. Het is erg gecompliceerd en niet in 1 avondje te vatten. We drinken nog een biertje en verbazen ons over de maffe types die er in deze bar rondhangen. Allemaal blanken die hier overduidelijk al langer zitten en die hier waarschijnlijk voor NGO’s werken. Om een uurtje of elf gaan we slapen en de volgende dag komt Rein om 8 uur ’s ochtends met een van Carlos’ schokbrekers de hotelkamer binnenlopen. Hij was al vroeg uit de veren om hem eronder weg te sleutelen, want alle hobbelige dirtroads beginnen hun tol te eisen. Ook hebben we wederom onze stootrubbers van de vering onderweg verloren, waardoor de schokbrekers het harder te verduren krijgen. Ja, die nieuwe stootrubbers die Freerk nog voor ons meebracht en die horen bij de bladvering die we er speciaal voor deze reis nieuw onder hebben laten zetten! Het zoveelste ding wat we nooit aan de auto hadden moeten laten doen. Maargoed, na wat zoeken in allerlei onderdelenwinkels in Phnom Penh hebben we twee nieuwe Koreaanse schokbrekers kunnen vinden. Morgen zet Rein ze erop en vertrekken we richting de kust, waar we hopelijk de Zuid-Afrikanen weer ontmoeten.