Angkor wat?
Door: Rein
Blijf op de hoogte en volg
20 Maart 2009 | Cambodja, Khett Siem Reab
We moeten vroeg op om naar de Similan eilanden te varen. Similan betekent 9 en zoveel eilandjes liggen er ook 60 kilometer voor de kust van Thailand. We hebben hoge verwachtingen. Er wordt veel over geschreven en mensen die er geweest zijn, zijn erg enthousiast. Vol goede moed gaan we op pad met een organisatie die veel ervaring heeft en minder duur is dan vele anderen. We worden opgepikt met een pick-upje, wat altijd leuk is. Bij de haven aangekomen, zien we dat we niet de enigen zijn die mee gaan. Er komen heel wat pick-upjes met vele anderen en we worden in groepen ingedeeld. Het is een hele organisatie. We moeten flippers passen en koffie drinken en we worden ingedeeld bij de gele groep. Of was het groen? Gelukkige krijgen we een sticker op ons t-shirt. Na een goed verhaal over wat je wel en niet mag doen, stappen we in een speedboot en stuiteren we vol geweld de plas over om na een klein uurtje bij de Similan eilanden aan te komen. Op de eerste locatie gaan we 45 minuten snorkelen. Het is erg mooi. Er zitten veel vissen en we kijken onze ogen uit. We zien ook weer andere vissen dan in Maleisië, maar het koraal is er niet zo mooi. Daarna gaan we naar het grote eiland, waar we zouden kunnen blijven slapen. Daar zien we toch maar vanaf, een beetje door de massaliteit die ons wat opbreekt. ’s Middags snorkelen we nog twee keer, waarvan we de laatste keer door watervlooien uit het water worden gepest. God, wat kunnen die dingen prikken! Op de terugvaart kunnen we ons nog lekker irriteren aan een te Amerikaanse aanpak en popie jopie gedrag van onze reisleider. ‘Hey guys, how are we doing? This is island number nine. Wooooooooooooooooooooooooooooooooowie. Yeah! You see that rock there? It’s just like Donald Duck!’ Hoe we ook kijken, nergens een spoor van de beste eend te bekennen. We kunnen die gozer wel achter het behang plakken en wij niet alleen! Wat ik wel zie, zijn vliegende vissen. Heel geinig. Ze kunnen echt een heel eind vliegen. Maaike ziet er ook een, maar denkt toch dat het een vogeltje is. ’s Avonds komen we nog aan de klets met twee meiden uit Zeeland, die alle vakanties in de psychiatrie hebben doorgewerkt om twee maanden te gaan reizen. Lekker bijgekletst over Nederland. De volgende morgen rijden we richting Bangkok. Een heel stuk loopt parallel met de grens van Myanmar (Birma). Er zijn veel roadblocks, maar echt controleren doen ze niet. We rijden door tropische bossen, rubber- en palmplantages. Geweldig om zo door de tropen te tuffen! Zo rijden we langs de kust van de Indische Oceaan en een paar uurtjes later zitten we aan de Golf van Thailand. Als we een kleine bergpas over gaan, merken we dat het droger wordt. ’s Ochtends nog bewolkt en regenbuien en tegen de avond droog. De luchtvochtigheid ligt ook opeens een stuk lager. We stoppen in Prachuap Khiri Khan, een stadje waar geen buitenlandse toeristen zijn, maar wel mooie stranden omsloten door heuvels en rotsen. Het is zondag en de stranden zitten vol met Thaise mensen. Er ligt midden in het gebied een vliegbasis en zonder dat we het echt door hebben, rijden we opeens dwars over een landingsbaan. Wel lachen! We slapen aan het strand in een hotel en betalen de helft van wat we normaal kwijt zijn in toeristenoorden. Een superschone hotelkamer met airco, tv, eigen badkamer en warm water voor 450 baht (ongeveer 9 euro). De volgende dag gaat het verder naar Bangkok en dat gaat heel goed op deze fijne wegen. Naar gelang we de stad naderen, wordt het drukker op de weg en is er steeds meer bebouwing. Zo’n 60 kilometer voor het centrum is het al een stad. We rijden over autobanen op stelten zo het centrum in en na wat copiloot werk van Maaike staan we aan de Khao San Road, de grote backpackersstop van Bangkok. Parkeren is erg moeilijk, maar het lukt uiteindelijk bij een boeddhistische tempel. Daar staat onze heilige koe prima! In Bangkok moeten we wat dingen regelen, zoals visa voor Laos en informatie inwinnen over het meenemen van Carlos naar Vietnam. Tevens willen we hier de definitieve ticket naar huis boeken. Dit alles kost wel een paar dagen. We vliegen van Manado (Indonesië) via Kuala Lumpur en Londen terug naar Nederland, waar we 18 augustus arriveren. Bangkok is prettig; lekker eten, prettige mensen en veel vertier. Het is wel giga uitgestrekt met meer dan 7 miljoen inwoners. En de belangrijkste inwoner is koning Bhumibol. Zijn gezicht zie je overal, op elke straathoek en in elke huiskamer. Het lijkt wel een heilige. Ik heb stoere kickboxers gezien met een goeden hartje om de nek, omzoomd met briljantjes en een foto van Bhumibol in het midden! Als hij komt te overlijden, kun je maar beter niet hier zijn, want dan rouwen ze eeuwenlang. Het Nederlandse koningshuis is geloof ik wel jaloers op zo’n populariteit. Wij hebben daarentegen prins Willem Alexander als troonopvolger. Hier is het een playboy die drugs niet schuwt. Na een paar dagen vertrekken we vanuit Bangkok richting Cambodja. We hebben meer tijd nodig om de stad uit te gaan dan erin, maar alles is nog vrij simpel en de wegen zijn goed. In de namiddag zijn we aan de grens en we besluiten nog een nachtje aan de Thaise kant te blijven. Zo laat de grens passeren, lijkt ons niet zo’n goed idee. Je weet niet hoe lang het gaat duren en wat je aan de andere kant kunt verwachten. De volgende dag staan we vroeg op en aan de Thaise kant gaat het prima. Ze vragen alleen een klein beetje geld voor ‘overuren’ voor het papierwerk van Carlos. We betalen maar om er sneller door te zijn. We zien gigantische tegenstellingen: een splinternieuwe Porsche Cayenne staat in een rij van honderden karretjes met goederen die met de hand de grens worden overgedrukt. Bonte stoet armoede. Aan de Cambodjaanse kant worden we voor een groter bedrag genaaid om ons visum te kopen. Maaike wil er nog wel tegen protesteren, maar ik heb al betaald en dan wordt het wel heel moeilijk om het terug te krijgen. Dan moeten we nog in de rij voor wat meestal het langste duurt: stempels op ons Carnet de Passage voor het doorlaten van Carlos. Maar: in Cambodja zit een man die het in drie minuten regelt. Gewoon twee stempels en klaar! We geven de ambtenaar een dikke pluim en rijden het land binnen. In de Lonely Planet staat dat de weg naar Siem Reap wel eens heel lang kan duren vanwege de slechte conditie. Het boek is al twee jaar oud en in die twee jaar hebben wat donorlanden een geweldige weg neergelegd. In twee en een half uur rijden we naar Siem Reap, de stad van waaruit je Angkor Wat, een zeer groot tempelcomplex, bezoekt. We hebben ons wat inglezen over Cambodja. Het land van de Khmer Rouge, Pol Pot, bezettingen en de killing fields dat in dertig jaar burgeroorlog vol gestouwd is met landmijnen en niet ontplofte bommen. Zowel van de Khmer zelf als van de Vietnamezen en Amerikanen. Natuurlijk kan iedereen zich de nieuwsberichten nog herinneren van de tragedies die zich hier hebben afgespeeld. Je weet dus niet wat je moet verwachten en laat alles op je afkomen. Hier in Siem Reap verbazen we ons meteen. Een stad vol met vijfsterrenhotels, goede budgetkamers en een uitgaansleven waar je u tegen zegt. Je hebt hier straatjes met restaurants die je doen denken aan de Cote d’Azur. Zo’n beetje alle keukens die je maar kunt bedenken en alles zeer modern ingericht. Het is gewoon niet voor te stellen en dan ook nog eens heel betaalbaar of zeg maar gerust spotgoedkoop. Voor 3 a 4 US dollar heb je een heerlijk gerecht in een hippe toko. We stellen ons voor als er in Deventer een paar van deze geweldige gelegenheden zouden komen, wat een verrijking dat zou zijn! Je proeft ook wel de Franse geschiedenis en hun geweldige keuken. Geweldige broodjes en zelfs een supermoderne gebakwinkel. Hou maar op, dit hadden we hier nooit verwacht. En dan heb ik het nog niet gehad over alle monumenten die hier in de omgeving te vinden zijn. We rijden een hele dag op de fiets door de jungle met tempelcomplexen die nog steeds door de jungle overwoekerd worden. Geweldig gezicht! De grootste en bekendste tempel is Angkor Wat, die we op de tweede dag gaan bezoeken. We wachten op voedertijd, want rond 12 uur trekken de vele toeristen die hier rondhobbelen met de tourbus naar de kantine van hun vijfsterrenhotel en laten de tempels met rust. We vinden Angkor Wat heel indrukwekkend, maar niet zo mooi als de wat kleinere tempels die nog half onder de wortels en bomen verborgen liggen. Angkor Wat is ons wat te netjes en steriel, maar is wel het grootste religieuze complex van de wereld. We lopen er snel doorheen. Het iets verderop gelegen Bayon is meer onze smaak, met heel veel sculpturen van gezichten die je van alle kanten aankijken. Heel mooi en een waar labyrint van gangetjes, poortjes en deuropeningen. Ik bespaar jullie het hoe en wat van dit alles. Een ding dan: tijdens de hoogtijdagen van Angkor woonden in Londen zo’n 35.000 mensen en hier rond een miljoen! De dag erop hebben we Carlos gepakt en zijn we rond gaan rijden. We kwamen uiteindelijk bij Tonle Sap, het grootste zoetwatermeer van Azië. Met een bootje zijn we naar Chong Kneas, een drijvend dorp, gevaren. Het zijn allemaal vlotten en boten en er wonen wel 5500 mensen in het dorp. Ze hebben drijvende scholen, poolcafés en restaurants. De kinderen spelen in het water en duiken, zwemmen en spartelen tussen de boten als echte waterratten. De bewoners houden zich vooral bezig met de visvangst. Maaike vindt de huiskamertjes het leukste: erg netjes en kleurrijk versierd, met een tv en soms een grote stereo-installatie. Stroom krijgen ze via accu’s die ze op centrale punten met een generator opladen. Er zijn ook drijvende keukentjes en het is grappig om te zien hoe alles wat ronddobbert. Je ziet ook wel dat het een hard bestaan moet zijn, dat gepeddel en gevis. ’s Avonds drinken we een groen biertje in een Ierse pub in Siem Reap. Het is St. Patrick’s Day en die Ieren kom je ook overal tegen! Wel erg gezellig. Niet zo vroeg als we gedacht hadden, gaan we naar Prasat Preah Vihear, een tempel op een berg aan de grens met Thailand. Ik ken mensen die dan zeggen: ‘Weer zo’n stomme stapel stenen bekijken?’ We zijn in de mood voor tempels en deze ligt op een berg en de weg ernaar toe is lastig, vooral in het natte seizoen. ’s Nachts heeft het lekker gehoosd, dus dat belooft wat! Het eerste stuk gaat erg voorspoedig, want er is net een weg aangelegd door de Chinezen. Halverwege wordt het een dirtroad under construction. Bij een uitwijkmanoeuvre zit Carlos al meteen tot aan de assen in de smerige kleimassa. Een vriendelijke machinist van een schuiver trekt ons er weer vlot uit. De rest van de dag zijn we druk met het afleggen van zo’n 100 kilometer. Soms moeten we van de weg af in verband met wegwerkzaamheden en daar is het steeds een dolle boel. Het is een groot modderballet waar auto’s en trucks zijn vastgelopen. Wil je doorrijden, moet je er eerst 1 of meerdere auto’s uittrekken. Wat een zooitje! Ook wel erg vermakelijk en Carlos houdt zich goed en weet alle hindernissen te trotseren. We komen net voor het donker aan in Kor Muy, een kruissing met wat winkels en horeca voor de zeer vele militairen die hier rondlopen. Je kunt het beter zien als een dorpje in een western. Het guesthouse van het dorp biedt een soort barakachtige kamers zonder klamboe, maar met hard bed. Voor 4 dollar (veel te veel) slaan we ons kamp op voor het guesthouse en mogen we van de wc en douche gebruik maken. Nou ja, douche… Een bak water met een pannetje. We slapen heerlijk in ons tentje en zijn de volgende dag vroeg wakker. Het leven begint hier vroeg en ’s middags doen ze een dutje of hangen wat in de hangmat. Het laatste stukje van de tocht naar de tempel doen we achterop een brommer, omdat we hebben gelezen dat het een smal en steil pad is met hellingen van 35%. Blijkt reuze mee te vallen. Het is erg steil, maar ze hebben er net een betonweg aangelegd. De hele berg is volgepakt met bunkers, schuttershutjes en militaire kampementen. Thailand wil dat monumentje wel inpikken. De UN heeft beslist dat het bij de Khmer hoort, maar Thailand geeft niet op. Vijf maand geleden waren ze hier nog lekker aan het schieten en nu liggen er honderden, zo niet duizenden, manschappen aan beide zijden van de grens naar elkaar te kijken. De jongen aan onze kant zwaaien vriendelijk en de kampementen doen me denken aan M.A.S.H., een tv-serie uit de jaren ’70-’80. Het hele tempelcomplex is in mist gehuld, dus de mooie uitzichten moeten we zelf bedenken. De tempel lijkt veel op wat we al gezien hebben en ik denk dat er bij ons toch sprake is van enige tempelmoeheid. We zijn de enigen blanken hier. De meeste mensen bezoeken deze tempel vanaf de Thaise kant, waar een prima weg ligt en je met de airconbus tot aan de top kunt komen. We denken dat ze vanwege de recente onlusten wegblijven. We gaan weer terug naar Siem Reap. Lekker door de modderbagger en door het grootste mijnenveld ter wereld. In Cambodja moet je niet van de paden en wegen gaan, want dan loop je grote kans in een mijn te trappen. Ze hebben al vele mijnenvelden geruimd, maar er zijn er nog velen over en er zijn nog steeds aanzienlijk veel mensen die vandaag de dag hun ledematen verliezen vanwege die kutdingen. We komen weer door Along Veng, waar Pol Pot ligt begraven en waar 10 jaar geleden de Rode Khmer nog de lakens uitdeelde…