Escortservice
Door: Lawax
Blijf op de hoogte en volg
07 November 2008 | Pakistan, Islamabad
In Quetta ontmoeten we behalve de Zweden nog een koppel uit Zwisterland op een BMW, een Engelse Noor, eveneens op een BMW, en een Zwitserse en een Japanner per openbaar vervoer. Dit hele gezelschap vormt hier zo ongeveer het totale aantal toeristen. Quetta is een stoffige grensstad, niet ver van Afghanistan. Als je er rondloopt, lijkt het wel of je in een roversnest bent beland; politie, militairen en andere tulbandtypes lopen en rijden rond met AK-47’s. Er zijn veel Afghaanse vluchtelingen. Quetta is destijds een springplank geweest voor de Taliban richting Afghanistan en die sfeer hangt er ook wel een beetje. Er zijn nauwelijks vrouwen op straat en de vrouwen die je ziet, zijn goed ingepakt. Ezels, riksja’s, mensen en kinderen krioelen door elkaar heen en er heerst een hels kabaal op straat. De één probeert wat te verdienen met het poetsen van schoenen, de ander staat met een pre-historische weegschaal op de stoep in de aanslag om mensen tegen een kleine vergoeding te wegen en weer een andere 1-benige sleept zichzelf voort over iets wat een trottoir moet zijn. Kinderen in vodden met ongewassen piekhaar staan soms wel 12 uur bij hetzelfde straatstalletje stukjes suikerriet te verkopen. Nadat we geld wisselen in de bazaar lopen we langs een krakkemikkig pand met een vierkant gat in de muur. In het gat zitten tralies en achter de tralies brandt een dof licht. Voor het pand staat een man die Rein aanspreekt: ‘Sir, wineshop. You?’ Rein schudt het hoofd en we lopen door. In ons hotel kun je ook bier met alcohol krijgen. Na het avondeten zitten we met de reizigers bij elkaar met een biertje en wisselen we reiservaringen uit. Het wordt al snel duidelijk dat we niet de snelle noordelijke route vanuit Quetta kunnen nemen. In verband met de aardbeving zijn veel mensen die toch al weinig hadden ook nog eens dakloos geworden. In uiterste wanhoop slenteren en kamperen ze langs de hoofdweg in de hoop wat welgestelden van hun bezittingen te kunnen ontdoen. En geef ze eens ongelijk! Na drie dagen Quetta zijn we een beetje aan Pakistan gewend en vertrekken we via de zuiderlijke route naar Islamabad. Dit betekent 700 kilometer omrijden door een gebied waar nooit ene toerist komt, dus dat wordt gegarandeerd lachen! We rijden de stad uit en proberen ons een weg te banen door het chaotische verkeer. Gigantische vrachtwagens die compleet overbeladen zijn met vracht met daar bovenop nog mensen blokkeren de weg en riksja’s proberen zich door elk beschikbaar gaatje te wurmen. Onder luid getoeter denderen de rijk versierde bussen over de kruising. Wij staan inmiddels vast en komen naast een luxe 4 x 4 bak te staan. Achterin zitten mannen met tulbanden en dikke guns in de aanslag. De baas van het stel draait het raampje open en begint een gesprek met ons. ‘Hello sir (ze richten het woord altijd tot Rein, de man), where are you from?’ ‘From Holland. Where are you from?’, vraagt Rein. ‘From Afghanistan’. Het verkeer komt in beweging en we nemen afscheid van de mannen. Duidelijk een paar tribal hotshots. Ze rijden al gauw een paar auto’s voor ons. Wij rijden door en ik zie na een tijdje de Afghanen weer in m’n spiegel. Er steekt een arm uit het raampje met een donker stuk van het 1 of het ander. Het is voor ons bedoeld. ‘Hasjiesj’, zegt de Afghaan. Blijkbaar is er in de auto gedebatteerd over het feit dat we uit Holland komen, het softdrugland bij uitstek en hebben ze voor ons een presentje. Ik pak het aan en al zwaaiend rijden ze verder. Rein en ik kijken elkaar verbaasd aan en ik ruik aan het waarschijnlijk pure stukje Afghaan in mijn hand. We rijden verder door een prachtige kloof en bij één van de checkpoints krijgen we een escorte tot aan een stadje, waar een bewapende gozer op een brommer het overneemt. Die gast rijdt niet harder dan 40 en van ons wordt verwacht dat we daar achteraan tuffen. Na een minuut of tien zijn we het zat en we besluiten te stoppen. De agent gebaart dat het goed is dat we verder rijden, want we worden verderop wel weer opgepikt door een andere escorte. Jezus, het schiet niet op! Deze escorte rijdt 60 en we halen de auto in en gebaren dat we voor gaan rijden. Na een minuutje verdwijnt de politieauto aan de horizon en kunnen we door. We halen het inmiddels niet meer voor donker in Sukkur te komen, dus we stoppen in Jacobabad. Na wat gevraag op straat vinden we een hotel. Als we uitstappen, staat meteen de halve stad om de auto. Ze gapen ons aan en stellen ons in krakkemikkig engels de bekende vragen: ‘Country?’ ‘Married?’ ‘How many dollar is car?’ Na alles geduldig te hebben beantwoord, lopen we naar binnen. Vermoeid ploffen we op bed en we kletsen wat tot we opgeschrikt worden door pistoolschoten in de verte. We doen alle lichten en de tv uit en nieuwsgierig gaan we bij het raam zitten. Algauw komt het geluid dichterbij. Op de kruising pal voor ons hotel zien we een gast op een brommer rijden en zijn medepassagier schiet in de lucht met zijn pistool. Even later horen we ook mitrailleurschoten dichterbij komen en we letten goed op de reactie van de omstanders. Niemand vlucht weg, maar op het hotelterras beneden lopen wat mensen zenuwachtig heen en weer. Weer schoten. Dit maal zien we een vent met een mitrailleur schuin in de lucht schieten. Nu duiken we allebei naar de grond. ‘Ok, als dit misgaat, moeten we naar het dak zien te komen’, zegt Rein. ‘Ja, maar ik zou wel eens willen weten of ze dit elke avond doen of dat het echt iets is om ons zorgen over te maken’, zeg ik. In ieder geval voelen we ons niet prettig bij de nonchalance waarmee ze hier de kogels de lucht in sturen; ze kunnen op wat voor object dan ook een kant op ketsen. Gelukkig gaan ze onder luid gejoel als ware het een opstand een deurtje verder en wij doen het licht weer aan. Jezus, wat een gedoe. Kunnen we wel in Pakistan blijven? Even later wordt er op de deur geklopt. Twee politieagenten en de twee jongens aan wie we eerder de weg naar het hotel vroegen, staan voor de deur. Of ze even met ons kunnen kletsen. Ja, dat mag, maar leg ons eerst maar eens uit wat dat geschiet nu was. Het blijkt niets meer dan een vreugde-uiting. Ik had hier al wel aan gedacht, want ik ken dat soort feestjes wel van de beelden van het journaal. Een stadsgenoot was ergens op een prominente plek in de politiek terechtgekomen en dat was voor de mensen reden om in het rond te gaan schieten. Voor ons uiteraard een opluchting, want nu kunnen we eindelijk gaan eten. De volgende dag willen we kilometers vreten, dus we staan op tijd op en hebben meteen al een escorte aan de broek hangen. En nog één. En nog één. En nog één. De escortes met een wat oudere Toyota rijden niet harder dan 50 en als we ze in willen halen om ze af te schudden, blokkeren ze ons de weg. Wanneer we er een paar weten af te schudden, staan er een paar kilometer verder weer nieuwe te wachten. Onderweg komen we langs velden met bananen, katoen, mango’s, suikerriet, rijst en pinda’s. Het landschap is groen en we zien vrouwen in de meest prachtige kleuren op het land lopen en hoe mensen van niks proberen in leven te blijven. Langs de hele weg loopt, fietst en rijdt volk. Trekkers, ezels, kamelen, vrachtwagens en bussen rijden allemaal op dezelfde weg en het is net een reallife computerspel om ze te ontwijken. We eten zelf nauwelijks, stoppen bijna nergens om foto’s te maken en we raken steeds gefrustreerder, omdat we een soort levend plakband voor de auto hebben. We doen uiteindelijk 10 uur over 450 km en komen in het donker aan op een plek waar we helemaal niet willen zijn.. Hier hebben we geen zin meer in. Het is totaal veilig onderweg en een escorte is volkomen overbodig. Zo kunnen we niet van dit prachtige land genieten. We spreken af dat we de volgende dag alle escortes proberen te vermijden en als dit niet lukt, verlaten we Pakistan. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende dag rijden we 820 (!) km zonder ook maar één escorte en we bereiken eindelijk Islamabad. Onderweg komen we nog Nederlanders tegen die een oldtimerrally houden.. Ze hebben erge haast, want ze moeten binnen 6 weken van Nederland naar Bhutan rijden. In Islamabad gaan we naar de toeristencamping waar vroeger veel overlanders kwamen. Als we in het donker het terrein oprijden, zien we de auto van de Zweden staan. Ola is nog op en is blij ons te zien. We drinken een glaasje whisky, eten crackers met kaas en wisselen onze reisavonturen uit. We horen ook dat Obama het gered heeft. Moe, maar tevreden kruipen we in de tent.